Pleidooi voor burgerlijkheid

Liberale theologen verwijten de kerkelijke traditie al decennia lang dat de Bijbel uit een vanzelfsprekend mannelijk en heteroseksueel perspectief wordt gelezen. Dit is niet langer een dissidente opvatting; de focus op het vreemde (queer) is de norm geworden.

Vanaf de jaren negentig van de vorige eeuw zijn vormen van bevrijdingstheologie, zoals de vrouwen- en homotheologie, aan een opmars bezig. De nieuwste ontwikkelingen gaan in de richting van de doordenking van transgender, SM, bondage en ‘het onfatsoenlijke’.

In Nederland vraagt vooral Janneke Stegeman, oud-Theoloog des Vaderlands, daar aandacht voor, bijvoorbeeld in ‘Heb je hem weer’ (2017). Deze ‘queer’ theologie verschilt op een belangrijk punt van de oudere bevrijdingstheologie. Bij nader inzien wordt die beschouwd als een vorm van uitsluiting. De vrouwen en homo’s zijn geëmancipeerd, maar sluiten nu de transgenders en sado-masochisten uit (‘homonormativiteit’).

En dus is er werk aan de winkel voor de godgeleerden. Er zijn nog zoveel gender-identiteiten die wij niet zagen, omdat de ruimdenkendheid van gisteren, de bekrompenheid van vandaag blijkt te zijn. Wie de hedendaagse literatuur op dit gebied een beetje volgt, ziet een bonte stoet van bijbelse personages voorbijtrekken, waarbij vergeleken de Amsterdamse Gay Pride truttig aandoet. Men leze de bundel ‘Onder de regenboog. De Bijbel queer gelezen’ (2010): Adam (androgyn), Simson (bondage), Jozef (zo gay), Ruth (lesbo), de wijzen uit het Oosten (overduidelijke trans-vrouwen) en zo kan ik nog wel even doorgaan. O ja, de Emmaüsgangers zijn twee samenwonende homo’s, die een afterparty met die queer-Jezus wel zien zitten.

In het ambtelijke taalgebruik van de Protestantse Kerk in Nederland zijn dergelijke kwestieuze exegeses volstrekt geaccepteerd. De ‘formulieren’ (liturgische teksten) voor het zegenen van levensverbintenissen nemen een aantal van deze queer teksten gretig over. In potsierlijk domineesproza heet dat dan ‘intiemer nog dan broeders, anders nog dan man en vrouw’. Hier wordt gememoreerd aan de vriendschap van David en Jonathan, er wordt gesuggereerd dat Judith een affaire had met haar slavin en de legende van de christelijke martelaren Sergius en Bachus zou een precedent zijn voor een vorm van christelijke homoseksualiteit en travestie.

In navolging van de Amerikaanse queen of queer theology Marcella Althaus-Reid wordt dit genderdenken ook toegepast op God. De Heilige Drie-eenheid is een orgie, Christus is bi en God zelf een drag queen. Het perspectief van de klassieke theologen mag dan overwegend mannelijk zijn geweest, hun spreken over God was genuanceerder. Ze beweerden nooit dat God een man is en beschouwden God ook niet als een seksueel wezen. Het opmerkelijke is dat gendertheologen die hun dat verwijt maken, het zelf onbeschroomd doen.

Hun gebrek aan wetenschappelijke integriteit in de omgang met bijbelteksten compenseren gendertheologen met revolutionaire retoriek. Zij presenteren hun bevindingen als een gewaagde rebellie tegen de gevestigde orde. Queer theologen zouden een ‘onbetamelijke’ of ‘ondeugende’ uitleg van de Bijbel hebben, die ‘niet geaccepteerd wordt en er niet mag zijn’ , aldus theoloog en GroenLinkssenator Ruard Ganzevoort. En alsof ze net voor het eerst een plaatje van Bob Dylan heeft gehoord, roept Stegeman ‘de mensen in de kerkbanken’ die niet ‘kien zijn op verandering’ nog maar eens toe dat Christus eigenlijk een revolutionair was.

Het is 2018! De revolutie, of dat nu de socialistische revolutie is, de culturele of de seksuele, is voltooid. Zozeer voltooid, dat de rollen inmiddels zijn omgedraaid. Gendertheologie is helemaal niet tegendraads, maar uitermate conformistisch.

Om dat toe te lichten ga ik graag in op het werk van Gerard Reve (1923-2006). Zijn vermenging van mystiek en homoseksualiteit is even bekend als omstreden. Wie zijn werk wat beter kent, weet dat hij zichzelf beschouwde als schrijver op ‘de grens van de Romantiek en de Decadentie’.

Hij constateerde dat de romantisch-decadente traditie in Nederland nauwelijks wortel had geschoten en dat hij daarom vaak verkeerd gelezen en begrepen werd. Voor Reve was de befaamde studie ‘The Romantic Agony’ van Mario Praz een feest van herkenning. De perversie van De Sade, de belle dame sans merci, de duistere kanten van de mystiek. Al zijn religieuze en literaire intuïties kwamen samen in dit standaardwerk over de Romantiek.

Nu valt er voor die romantische cultuur-kritiek wel wat te zeggen. In de Romantiek was de ontdekking van het lichaam en de seksualiteit controversieel. Markies De Sade zag de seksuele extase als tegengif voor het Verlichtingsrationalisme. In Engeland woedde de seksuele revolutie tegen de achtergrond van de preutsheid van de Victoriaanse cultuur. In deze traditie is er ook een katholieke verheerlijking van de homoseksualiteit. Wie Gijs van Hensbergens biografie van Antoni Gaudí leest, zal ontdekken dat voor veel katholieke kunstenaars in de late 19de eeuw de homoseksualiteit juist gold als een esthetisch, antiliberaal statement. Kortom, de ontdekking van het lichaam, van de perversie en het onbetamelijke in verband met religie is niet nieuw. Een belangrijk verschil met de postmoderne variant is wel dat deze thema’s destijds inzet waren van een cultuurstrijd.

Ook in de jaren zestig werd de seksuele revolutie aanvankelijk zo beleefd. Ook hier is de rol van Reve uniek. Hij zag al heel snel dat de zogenaamde bevrijding van de culturele revolutie zou uitmonden in een mainstream cultuur. Niet echt iets voor nonconformisten. Reve legde zich toe op het cultiveren van de burgerlijkheid. Weg uit Amsterdam, naar het Friese platteland. Zuinigheid, vroomheid en archaïsme streden om voorrang met extase, hedonisme en blasfemie. Zijn bevrijding was uitermate provinciaal: “Het Koninkrijk Gods zal verrassend dorps zijn opgezet, en niet veel groter zijn dan Schoorl; windstil weer; babbeltje maken; man rookt pijp aan achterdeur, kijkt naar lucht, enzovoorts. Vrede, geen ruzie: er is al zoveel narigheid in de wereld. Ik bedoel maar.” Antiburgerlijke burgerlijkheid, de aanstootgevendheid van het alledaagse, daar speelde hij mee.

Ik denk dat Reve dit goed gezien heeft. De revolutie van de jaren zestig leidde tot een massa- en consumptiecultuur die zo mogelijk nog eenvormiger was dan de zo verfoeide jaren vijftig. De humorloze ernst waarmee nu het vermeende taboe op lichamelijkheid en seksuele diversiteit moet worden doorbroken, klinkt tegen de achtergrond van een cultuur waarin helemaal niets meer controversieel is. Elke vorm van seksuele vrijheid is geaccepteerd. Het traditionele huwelijk is op sterven na dood. En wie meer erotiek, lichamelijkheid en seksualiteit wil, heeft daar echt de aanmoediging van de theologie niet voor nodig.

Wil je in deze samenleving nog confronteren, moet je een pleidooi houden voor kuisheid of huwelijkse trouw. Kees van der Staaij is volgens mij de echte non-conformist van onze tijd. Ik bewonder hem zeer en degenen die zijn christelijke conservatisme niet delen, zouden hem op zijn minst de status van cultheld moeten toekennen. Het hedendaagse pleidooi voor seksuele diversiteit is in feite de omkering van de romantische decadentie. David Bowie belichaamde in de jaren zeventig met zijn androgyne imago nog een tegencultuur (Rebel, rebel). Zo’n rebels imago stelde jongeren in staat hun leraar of ouders op de kast te jagen. Maar de genderideologen willen juist de publieke en wettelijke erkenning van die expressie, tot in de kleinste artikelen van het burgerlijk wetboek. Daarin zijn zij uitermate transparant en niet zelden onverdraagzaam.

In Nederland werd dit duidelijk rond de ‘weigerambtenaren’. In het Verenigd Koninkrijk en de VS werden banketbakkers veroordeeld die niet mee wilden werken aan een homohuwelijk en werden katholieke adoptie-organisaties gesloten omdat ze geen adopties wilden faciliteren voor homoparen. Povere rebellie, verzekerd van de steun van de magistratuur.

Hoe serieus is trouwens die zorg om volledige acceptatie van genderexpressie en seksuele identiteit? De kerkelijke moraal, of wat daar nog van over is, vormt een gemakkelijk doelwit. Ik probeer me voor te stellen wat er gebeurt als een drag queen komt solliciteren bij KPMG, Deloitte of een ander prestigieus bedrijf. Bij gelijke geschiktheid gaat de voorkeur, vrees ik, toch uit naar een representatieve man of vrouw. Probeer dat verhaal over de witte man eens uit op de Zuidas, of in Schoorl voor mijn part. Betoog in de lokale moskee eens dat Mohammed ‘eigenlijk queer is’. Daar is nog een wereld te winnen.

Het problematiseren van de klassieke theologie, die het zelfbewustzijn van de bevoorrechte blanke man zou representeren en geen oog hebben voor seksuele en culturele diversiteit, is een karikatuur. Die diversiteit is er wel degelijk, maar de links-activistische revolutie is niet de enige manier om daar mee om te gaan. Al dat spreken over bevrijding en diversiteit is uitermate voorspelbaar geworden in die voortdurend herhaalde eis ‘dat alles anders moet’ (Stegeman), dat alles ‘ontregeld’ moet worden (Ganzevoort).

Ook zonder kwestieuze exegeses en zonder wetsartikelen op grond waarvan traditionele christenen beschuldigd kunnen worden van discriminatie, zijn burgers goed in staat om sociaal en wellevend met elkaar om te gaan. Alleen daarom al is het – om de volksschrijver nog eenmaal te citeren – ’toch goed dat er een God is’.