Giorgio Agamben

De verborgen God. Over de waardering van de secularisatie in het denken van Giorgio Agamben.

Verbergt God zich? Is de secularisatie die we in de westerse wereld zo intensief ervaren op de een of andere manier verbonden met God zelf? Dit artikel benadert die vraag vanuit een cultuurfilosofisch perspectief. Een direct theologisch antwoord lijkt dan ook buiten de orde. Toch is er juist door cultuurfilosofen veel geschreven over het verband van de secularisatie en de aanwezigheid van God. Eén van de meest boeiende denkers op dit gebied is de Italiaanse filosoof Giorgio Agamben. Hij benadert deze problematiek vanuit de vraag naar de messiaanse ervaring: Maakt het nu verschil voor de manier waarop je in de wereld staat wanneer je deze zuiver seculier beleeft of vanuit de erkenning van Jezus als Messias? Ik bespreek ten eerste Agambens begrip van de secularisatie. Vervolgens werk ik twee noties verder uit: De eerste over de beleving van de tijd en de geschiedenis (de messiaanse tijd), de tweede over de manier waarop de messiaanse ervaring gestalte krijgt in de wereld (de messiaanse gemeenschap). Ten slotte noem ik enkele vragen die mijns inziens opkomen uit de analyse van Agamben en die relevant zouden kunnen zijn voor christenen van vandaag.

De productieve secularisatie.
De vraag of God zich in onze cultuur verbergt zou Agamben met een volmondig ‘ja’ beantwoorden. Alle eigenschappen die in het verleden door theologen aan God werden toegeschreven, leiden een sluimerend bestaan en worden – vaak zonder dat wij ons daarvan bewust zijn – toegeschreven aan de cultuur zelf. Secularisatie is daarmee een dubbelzinnig proces. De moderne mens beroemt zich erop God van de troon te hebben gestoten, maar is tegelijk onder het beslag is gekomen van een werkelijkheidsbeleving waarin de dingen van deze wereld zelf heilig en onaantastbaar zijn geworden. Dit is een verontrustend inzicht. Ten eerste omat de secularisatie doorgaans in verband wordt gebracht met moderne verworvenheden als vrijheid, mensenrechten en emancipatie. Wie zal daar tegen zijn? Bovendien wordt de secularisatie geduid in negatieve termen als ontkerkelijking en de scheiding van kerk en staat. Daarmee wordt de suggestie gewekt dat de secularisatie zelf niets substantieels is; het verwijdert alleen een religieuze bovenlaag, waarna wij zicht krijgen op een zuiver seculier of humaan substraat. Agamben beschouwt deze visie als een misvatting. Secularisatie betekent niet primair dat minder mensen geloven, of dat religie geen rol meer speelt in de politiek. De secularisatie heeft een werkzaamheid, die Agamben aanduidt als ‘signatuur’. Bewust kiest Agamben hier voor een term uit de avondmaalsleer. Met secularisatie wordt een ‘teken en zegel’ gedrukt op alle aspecten van de werkelijkheid. Het beschrijft niet een feitelijke stand van zaken, maar — zoals het sacrament niet verwijst, maar een werkelijkheid present stelt, die onafhankelijk is van de subjectieve beleving – transformeert deze wereld van eindige dingen in een heilige eenheid.

De uitzonderingssituatie
Agamben beschouwt de secularisatie als een veel normatiever proces dan sociologen ons met statistieken over kerkverlating doen geloven. De secularisatie is op een dieper niveau verbonden met de religieuze traditie van het Westen. Agamben toont deze verbinding vooral aan in zijn analyse van macht. Hij acht het typerend voor het westerse denken over macht, dat deze vanuit de middeleeuwen een steeds leger begrip wordt en uiteindelijk leidt tot de absolute macht van de soevereine vorst. De ware vorst is niet meer degene die de wet toepast, maar de soeverein die boven de wet staat en beslist wanneer de wet niet meer van toepassing is. Moderne democratieën legitimeren zichzelf nu juist door te beweren dat zij afscheid hebben hebben genomen van dergelijke aspiraties, die men vooral associeert met ‘middeleeuwse toestanden’. Toch is volgens Agamben ook de westerse democratie erfgenaam van dit absolutisme. Ook moderne democratieën nemen beslissingen waarin een uitzonderingstoestand wordt gemarkeerd. Zij doen dit zelfs in toenemende mate. In onze tijd ziet Agamben in de voortdurend uitgesproken crisis, een indicatie van deze grensoverschrijding. In een staat van crisis is er immers sprake van een uitzonderingssituatie waarin het recht wordt opgeschort. Juist in onze tijd, waarin crises per definitie globale crises zijn, of deze nu betrekking hebben op terrorisme, de economie of het milieu, is er steeds de afweging of het geldende recht wel in staat is deze het hoofd te bieden, of dat het recht met het oog op het grotere belang moet worden opgeschort. Waar secularisatie traditioneel een progressieve beweging suggereert, van een feodale en religieuze cultuur naar een seculiere democratie van toenemende vrijheid en emancipatie, constateert Agamben slechts de opmerkelijke continuïteit van macht. We leven niet meer in een tijd van bisschoppen en absolute heersers, maar meer dan ooit gaat het in de moderne samenleving om beheersing. Deze macht manifesteert zich alleen op andere terreinen, zoals de politiek en de economie.

Biopolitiek
Secularisatie zegt daarmee niet alleen iets over godsdienstig geloof. In het christendom, maar ook in de klassieke cultuur, was een mens altijd meer dan zijn naakte bestaan. Een mens was een geestelijk wezen en politiek had betrekking op de vormgeving van dat geestelijke leven. In de moderne tijd ontwaart Agamben een ontwikkeling naar een politiek die zich vooral richt op het fysieke leven van haar burgers. Agamben noemt dit biopolitiek. Politek is in moderne democratieën niet beperkt tot de sfeer van de vormgeving van de samenleving, maar strekt zich uit tot de meest fysieke aspecten van ons bestaan; van arbeid en gezondheid tot geslachtelijkheid en het levenseinde. Hiermee komt Agambens cultuurtheorie in een onheilspellend licht te staan. Zij streeft onverminderd naar beheersing. Juist in een cultuur waarin de mens zich niet meer tot religieuze of transcendente betekenissen verhoudt, wordt het mens-zijn zelf een politieke kwestie. Er wordt niet meer geregeerd met een beroep op een transcendente waarden, maar met een beroep op een immanente doelmatigheid. Bureaucratie en management zijn de geseculariseerde vormen van macht.
De twee aspecten van de seculiere macht: de uitzonderingssituatie en de biopolitiek treden volgens Agamben het meest nadrukkelijk op de voorgrond in de Holocaust. Hij ziet Auschwitz als het laboratorium van de seculiere politiek. Hier worden de uiterste consequenties van de biopolitiek zichtbaar. Het nazisme creëerde kampen waarin mensen rechtens tot rechteloze wezens werden gemaakt. Zij werden bovendien tot niets anders dan materiaal in een hoogst efficiënt productieproces. De Holocaust is volgens Agamben dan ook geen aberratie, maar de uiterste consequentie van een cultuur waarin het menselijk leven uiteindelijk naakt leven is, ontdaan van inherente waarde en transcendente bestemming. Dat zowel de ‘linkse’ communistische als de rechtse ‘fascistische’ regimes, deze extreme beheersingspolitiek voerden, maakt dat het eigenlijke probleem van onze tijd niet de strijd tussen deze ideologieën is, maar de seculiere ontologie waaraan zij beide ontspringen.

Seculiere religie
Deze analyse van macht past Agamben op analoge wijze toe op de secularisatie. Zoals de macht streeft naar een verenging tot de beslissing over de uitzondering, zo is de de secularisatie een gang naar de religie in haar essentie, waarin geen geloof meer wordt beleden, maar de dynamiek van sacraal en seculier onverminderd in stand blijft. Uiteindelijk blijft alleen de absolute, religieuze aanspraak over. Dit betekent niet dat Agamben een conservatieve oplossing voorstaat, volgens welke de godsdienstige instituties weer meer in het centrum moeten treden. In de meeste Europese landen konden totalitaire regimes rekenen op de volledige instemming en medewerking van de kerken voor hun seculiere idealen.

Messianisme
De vervlechting van macht en geloof is door de kerken zelf gezocht, of maakte hun succes mogelijk. En tot op heden gebruiken theologen het begrip secularisatie om te betogen dat het er uiteindelijk ook om gaat dat het heil zich in de wereld verwerkelijkt. Agamben ziet hierin niets minder dan de verloochening van de messiaanse identiteit van de kerk. Juist in de 19e en 20e eeuw hebben theologen nadrukkelijk geprobeerd de secularisatie dogmatisch te verstaan als een vrucht van het christelijk geloof. Centrale noties, zoals schepping, incarnatie en koninkrijk functioneerden om het aardse, seculiere leven te bevestigen. Het ging in het christendom uiteindelijk niet om de verlossing van de wereld, maar om het vormgeven van het heil in deze wereld. In de naoorlogse periode werd van de nood een deugd gemaakt; de teloorgang van de kerk werd geïnterpreteerd als de verwerkelijking van het heil in de wereld. In de denktrant van Agamben hebben dergelijke cultuurtheologische gedachten ( Zoals de koninkrijksgedachte in de lijn van Van Ruler en Berkhof en de doorbraak-gedachte) alle plausibiliteit verloren. Maakt dit nu dat het evangelie geheel geen gestalte aanneemt in de wereld? In dat geval zou er sprake zijn van een wereldmijding, waarin de kerk zich alleen richt op een heil dat zich buiten de wereld bevindt. Een van de leidende vragen in Agambens werk is nu juist hoe zoiets als heil zich aandient in de wereld. In publicaties over de bijbel, jodendom en messianisme, thematiseert hij de spanning van het koninkrijk dat niet van deze wereld is, maar zich wel in de wereld aandient. Hij zoekt naar tekenen van de ‘komende gemeenschap’ die de vervulling is van de messiaanse verwachting. Daarbij ziet hij de brieven van Paulus als sleutelteksten voor een authentiek verstaan van het leven uit het geloof in de Messias.

De messiaanse tijd.
De meest uitvoerige studie van Agamben over messianisme is zijn commentaar op Paulus’ Brief aan de Romeinen. De titel van het boek (Il tempo che resta) is moeilijk in het Nederlands te vertalen. In de Engelse vertaling is die titel The Time that Remains. De pointe van de titel zit in de dubbele betekenis van de resterende tijd. Het paulinische begrip van de tijd is niet de seculiere tijd, chronos, maar de tijd die overblijft, na de opstanding van Messias Jezus. Deze rest van de tijd is niet alleen de tijd die ons rest tot de voleinding, maar ook, de temps restante, de blijvende tijd. Wie in de Messias gelooft, ervaart de tijd als volbracht. Het koninkrijk is gekomen. De enige tijd die voor Paulus van belang is, wordt volgens Agamben het meest nadrukkelijk verwoord in 1 Korinthiërs 7:29, waar Agamben vertaalt: ‘de tijd is samengetrokken.’ De messiaanse tijd is niet een toekomstige bedeling, maar als samengetrokken tijd, volledig present in het heden. De gedachte dat de eerste christenen deze levendige verwachting weliswaar verwachtten, maar dat Paulus zelf hier al op terug kwam, wijst Agamben resoluut van de hand. Het gaat Paulus niet om de veelgenoemde spanning van ‘het reeds en het nog niet’, maar om een leven vanuit de werkelijkheid van de Messias, waardoor alle aardse betrekkingen ‘als niet’ worden. De gemeente leeft vanaf haar eerste dag in de tijd, die wordt ervaren als de tijd waarin het uiterlijk van deze wereld aan het verdwijnen is en waarin alles staat onder het gezag van Jezus de Messias.

De messiaanse gemeenschap.
Het lot van het christendom is dat de kerk zich nadrukkelijk na Israël positioneert. Zij is niet zozeer deel geworden van de messiaanse gemeenschap, maar meende zelf de belichaming te zijn van het heil en de meer succesvolle opvolger van de gemeenschap die nog leefde in de verwachting van de Messias. Het radicale, messiaanse geloof van Paulus kon men achter zich laten. De vraag waarmee we dit artikel begonnen blijkt dan ook van een typisch christelijke hoogmoed te getuigen. Alsof de aan- of afwezigheid van God gemeten kan worden aan de statistieken van het godsdienstig leven; alsof het heilige vereenzelvigd kan worden met de kerk. Dat is de ultieme verberging van God. God is helemaal in het aardse getrokken. God is niet in de kerk, maar de messiaanse gemeenschap is in Christus. Agamben betoogt dat de messiaanse gemeenschap nooit als een aanwijsbare entiteit in de wereld kan bestaan. De enige kwantificering die Paulus geeft is die van de rest, het overblijfsel. Net als de resterende tijd niet uit te drukken is in een chronologie op een tijdsbalk, maar een andersoortige tijdsbeleving betekent, zo is ook de messiaanse gemeenschap een rest die zich onttrekt aan elke vorm van institutionalisering, omdat wie tot de rest gerekend wordt, niet mee telt. Het is de rest van Israël en de rest van de heidenen, die de messiaanse gemeenschap vormen en dit heeft niets te maken met de getalsmatige grootte van de kerk

Christen zijn in deze wereld
Wat betekent dit uiteindelijk voor christenen van vandaag? Agamben daagt ons uit om te articuleren hoe wij de seculiere cultuur uiteindelijk waarderen. In de hoogtijdagen van de secularisatietheologie klonk er een onbegrensd vertrouwen in de post-christelijke wereld. In de secularisatie zou de kern van het geloof behouden blijven; misschien niet het verhaal, maar wel de moraal. Zo wordt ook de kerkverlating nog steeds verwoord. “Mijn kinderen gaan niet meer naar de kerk, maar dat wil niet zeggen dat ze niet meer geloven.” (Karl Rahner sprak in deze zin van anoniem christendom.) Agambens analyse ontmaskert dit beeld als een illusie. Het is niet eens de marginalisering van de kerk of de teloorgang van de christelijke politiek, die ons zouden moeten verontrusten, maar het ontstaan van het seculiere cultuurideaal, waarvan Agamben de contouren schetst. Het vraagt een bijzondere allertheid om een secularisatie te doorgronden die zich aandient als het meest neutrale en vrijblijvende perspectief, maar tegelijk alle gebieden van ons (samen) leven doordringt.
Het gaat niet aan te somberen over de marginale positie van de kerk. De secularisatie is vooral verontrustend voor christenen zelf. Er ligt een enorme druk op kerkelijke gemeentes om nieuwe vormen van geloven te ontwikkelen. En vaak zijn kerken hierin succesvol. Maar dit betekent allerminst een tegen-indicatie van de secularisatie. Het is niet ondenkbaar dat dergelijke successen juist mogelijk zijn doordat ze zich effectief hebben aangepast aan het dominante cultuurideaal. Het draagt eerder de trekken van die cultuur, dan dat ze zich er beslissend van onderscheidt. Daarmee zet Agamben ons op het spoor van een nieuwe geloofstaal, die uitdrukking geeft aan de ervaring van vreemdelingschap. Voordat onze cultuur post-christelijk was, was zij al post-joods. In het christelijke Europa was het jodendom steeds ongewenst. In het joodse geloof is de ervaring van vreemdelingschap en daarmee de messiaanse verwachting levend gebleven, toen christenen zich comfortabel voelden in dit Europa, dat toch een werk van God was. In 2009 hield Agamben een voordracht in de Notre Dame te Parijs. Hij doet een appel op het messiaanse bewustzijn van Paulus. Hij maakt een onderscheid tussen geloof als paroikousa en katoikein. Met het eerste woord wordt de ervaring van de pelgrim of de balling bedoeld, die onderweg, is terwijl met het tweede de vaste woonplaats in de stad wordt bedoeld. De vraag die Agamben de kerk stelt is of of de kerk wel oog heeft voor de tekenen der tijden. Voor veel christenen is de wereld zo vertrouwd geworden dat wij niet meer zien hoe vreemd zij is aan de komende gemeenschap. Deze wereld is vol van zichzelf en ontvangt alleen maar wat zij eerst zelf heeft geproduceerd. Agamben pleit voor een houding van ontvankelijkheid, waarin wij in deze wereld elke dag, elk ogenblik ervaren als de smalle poort waardoor de Messias kan binnentreden.

Literatuur:
Ik heb vooral gebruik gemaakt van: Giorgio Agamben, The Time that Remains. A commentary on the letter to the Romans. (Stanford, 2005). De lezing van Agamben uit 2009 kan als een korte samenvatting van dit boek beschouwd worden en is gepubliceerd als The Church and the Kingdom (Londen, 2012). De meer politiek filosofische thema’s zijn vooral uitgewerkt in zijn hoofdwerk Homo Sacer. De soevereine macht en het naakte leven. (Amsterdam, 2005). In het Nederlands is ook vertaald een uitleg van het lijdensevangelie: Pilatus en Jezus. (Amsterdam, 2013). Een aantal opstellen is vertaald in Naaktheden (Amsterdam, 2011).

Dit artikel verscheen eerder in: Profetisch Perspectief, september 2014